Gastblog Jessica: Zou ik spijt krijgen als het te laat is?

donker roze bloesem, foto van Agnes van der GraafIk heb een stuk gefietst om hier te komen. Het regent en het is koud. Normaal gesproken zou ik dat erg vinden, maar nu ben ik opgelucht dat er daardoor niemand in de buurt is. Ik ben alleen. Mijn handen omvatten het stuur, terwijl mijn blik strak gericht is op het water. Het is hoogwater. De meeuwen zoeken voedsel tussen de stenen aan de onderkant van de dijk. De scholeksters hebben het koud en verstoppen hun lange snavels in hun veren. Soms schreeuwt de een boos naar de ander. Ongecompliceerd.

Bij laagwater ziet het er heel anders uit. Dan zijn de vogels op het wad en boren ze met hun snavels in de grond, op zoek naar die ene lekkere pier. Ik herinner me nog hoe ik vroeger als klein meisje galopperend op het slik een paard nadeed. Mijn voeten in te grote laarzen, die dan ook regelmatig vastgezogen bleven zitten in de bodem. Ik stampte vrolijk in de plassen, waardoor er hier en daar een schelp sneuvelde. Dat kleine meisje dat nog niet wist wat haar jaren later te wachten stond, dat nog niet wist dat het woord vakantie zo’n nare bijsmaak zou krijgen. Ik leek zo onbezorgd, maar dat was ik zelfs toen niet meer.

Zo kalm als de zee toen was, zo woest is hij nu. De verraderlijk Waddenzee. Ga nooit in je eentje wadlopen, neem een ervaren gids mee, let goed op het getij, als het eenmaal hoogwater wordt, gaat het sneller dan je denkt en kun je niet meer op tijd wegkomen. De waarschuwingen herhalen zich in mijn hoofd, maar die gelden niet voor waar ik nu aan denk. Ik wil juist waar voor gewaarschuwd wordt.

Mijn handen omvatten nog steeds het fietsstuur. Waar ze eerst nog losjes op de handvatten lagen, omklemmen mijn vingers ze nu alsof ze mijn laatste hoop zijn. Mijn benen trillen en alle kracht is uit mijn lichaam verdwenen. Mijn hoofd vult zich met dingen waar ik nooit woorden aan heb kunnen geven, waar nooit iemand naar heeft gevraagd of naar heeft willen luisteren. Dingen die rare blikken en onuitgesproken oordelen op zouden leveren. Het risico te groot en mijn moed te klein.

Ik sluit mijn ogen en even is het alsof de rest van de wereld niet meer bestaat. De wanhoop stroomt door mijn aderen als een snel werkend gif. Het verdriet dat ik niet meer wil voelen en de pijn die ik niet meer aan kan, voeden die alles verlammende wanhoop. Hoe zou het zijn om het koude water in te lopen?
Om door te lopen totdat je de kou niet meer voelt?
Totdat je niets meer voelt en er niets meer is?
Zou het pijn doen? Vast wel.
Zou ik spijt krijgen? Misschien.
Zou ik terug willen als het al te laat is?
Het zou niet meer uitmaken.
Ik zucht en kan mijn tranen niet meer inhouden.