Kinderziel – gedicht van Carla Rus

Kinderziel – Carla Rus

Je armen zo klein
met blauw
geborduurde pofmouwtjes
beschermen,
weren af:
mijn aanraking.
Je schouders zo smal
opgetrokken met
nauwelijks zichtbare abrupte
schokjes in die lieflijke mouwtjes.
Je ogen half geloken:
duistere kerkers,
lange zijden wimpers
werpen fragiele schaduwen
op je zachte wangen.
Je schuift onrustig op
mijn grotemensenstoel,
je gouden laarsjes
raken niet de grond,
je benen zo dun met witte maillots
schommelen driftig
heen en weer:
wil je weg?

Je hoeft niets, wees gerust:
Ik zal je niet aanraken,
voorlopig niet,
je bent hier veilig.
Dit zal je niet geloven,
voorlopig niet:
je vertrouwen vloog weg met
wijd fladderende vleermuisvleugels,
je oren – gespitst vastgegroeid op je koppie met
paardenstaart en roze strik,
horen alles,
je neusvleugels – bijna permanent opgetrokken,
ruiken alles,
als ik even niet kijk,
kijk je snel en verholen naar mij,
je ziet alles:
je ooglenzen zijn vergrootglazen,
je zenuwen hebben zich ragfijn vertakt,
jouw beeld van mij is groter dan levensgroot:
ben ik een reus met zevenmijlslaarzen?
een heks met waanzinnig lange nagels?
Aan mijn muur hangt een schilderij
van een cypers katje. Je ziet een tijger.
Je mag tekenen:
je potlood schraapt scherp
een middeleeuwse burcht
met puntige kantelen,
muren zo dik en hoog
dat er geen licht en warmte
van de zon doorheen kan,
grachten zo breed en diep
dat je niet op avontuur durft:
je zou verdrinken;
in die zelfgemaakte vesting wacht
je kinderziel ineengedoken
op betere tijden.

Je vindt tekenen leuk,
je houdt van kleuren:
geel, blauw, rood, groen, paars,
in strepen naast of door elkaar,
dan, onverwacht een meoriet: veel zwart,
zwart, zwart, zwart,
je maakt je burcht inktzwart,
de grafieten punt breekt af, je rilt,
ik mag je nog niet troosten,
geduld, geduld, geduld,
je vindt je tekening nu lelijk,
wilt hem weggooien,
Ik vraag of je de gom durft te gebruiken,
je kijkt me net iets langer aan en
Ik zie een glimp van jouw kinderziel:
dartelende vlinders, schitterende sterrenstof,
liefde als traag meanderende rivieren en
luid bulderende watervallen, jonge
vogels die zingen tijdens hun vlucht:
een glinsterende, broze diamant.
Jouw zwarte burcht is een engelbewaarder.

Je gumt en gumt en gumt alsof (omdat)
je leven ervan afhangt;
jij staat mij toe dat ik het papier aan mijn
kant van de tafel met twee handen fixeer,
jij gebruikt hiervoor je kleine linker knuist en
veegt met je rechter heel hard naar rechts:
de muren worden dunner, niet mooi,
maar doorzichtig grijs. Hier zou misschien
wel een superklein dun zonnestraaltje
doorheen kunnen glippen.
Klaar! roep je bijna enthousiast.
Ik vraag of je nog een keertje
terug wilt komen.
Bijna onmerkbaar knik je
met je koppie, ik zie het aan
je roze strik die half los is gegaan
tijdens je noeste arbeid.
Je geeft me uit jezelf een hand:
een klam handje;
de vleermuis houdt zijn adem in,
blijft muisstil zitten.
Ik voel mij diep vereerd.

Carla Rus, 11 december 2015

bij gedicht Carla

Partner in Beeld(spraak) – anoniem gedicht

Dat niet alleen partners kunnen dichten blijkt uit deze reactie van een lezer die anoniem wil blijven, die haar gevoelens naar aanleiding van de partnergedichten met ons deelt:

Partner in Beeld (spraak)

Samen
toch alleen
heel voorzichtig
weer alleen

Geen samen
Geen alleen

Angst voor samen
Angst voor alleen

Pijn doet samen
Pijn doet alleen

Donker is samen
Donker is alleen

Ik wil geen samen
maar ik wil ook geen alleen

Wat als
ik ooit samen kan zijn met alleen.

Dan hou ik van mezelf
zonder partner.
Want dat is teveel samen
en daardoor teveel alleen.

Alleen met samen, wij twee.

Naast elkaar op weg – Inzending poëziewedstrijd voor partners

Naast elkaar op weg

Het is een lange reis,
Voorbij je zwart gemaakte ziel,
Langs jouw bevroren hart,
Uit jouw met tranen gevulde ogen,
Met jouw vol afschuw gevulde handen,
En jouw verkrampte benen,

Miljarden tranen,
Miljoenen knuffels,
Duizenden botsingen,
Honderden misverstanden,
Tientallen ruzies,
Één lange zware reis,

In de overlevingstand,
Over bergpaden met diepe afgronden,
Dwars door enge donkere bossen,
Over kronkel paden vol kuilen,
Vallen en opstaan,
Stilstaan op kruispunten van dit labyrint,

Een wankel evenwicht,
Welke weg te nemen,
Kijkend naar het onbekende,
Verschrikkelijk bang,
Dodelijk vermoeid,
De wanhoop nabij,

Dwars door alle paniek en pijn,
Blauwe plekken,
Krassen,
Kneuzingen,
Gehavend uit de strijd,
Maar we staan samen,

Van hoofd naar gevoel,
Gehoord worden,
Gezien worden,
Maar toch nog samen zwijgen,
Maar we staan samen rechtop,
Op het juiste pad,

Twee zielen als één versmolten,
Twee harten voor altijd verbonden,
Aan tijd geen gebrek,
Naast elkaar in evenwicht,
Naast elkaar op weg naar leven,
Naast elkaar op weg naar het licht.
Frido van Velde

Dichtbij – inzending poëziewedstrijd voor partners

Dichtbij

Je pijn had je willen camoufleren,
maar je was ermee weggevallen
tegen de achtergrond van ons samenzijn.

Je was steeds minder aanwezig,
veilig teruggetrokken in de stilte die je koesterde
in het gesprek met jezelf.

Mee bewegend op het ritme van mijn woorden
was je afgedreven naar een plek waar ik je minder kon voelen.

Je woorden die nacht ontkleedden ons.

Geen pijnlijk naakt dit keer.
Een bloot waarbij we samensmolten zonder aanraking.
Waarbij je pijn kwam bovendrijven op mijn tranen.

Eindelijk samen omgeven door jouw eenzaamheid.

Opnieuw een eerste aanraking, een eerste streling.
Je keek naar jezelf, je voelde voor het eerst jezelf.
Ik mocht je zien, dichtbij blijven, wachten.

Nu wordt je langzaam de vrouw van wie ik al die jaren al gehouden heb…

Stijn Schenk

Togheter

Voor de liefhebber: Stijn maakte ook een prachtig beeldverhaal over dit thema op Mindshakes