Vrijen na seksueel misbruik – Gastblog Harry

Vrijen na seksueel misbruik

Natuurlijk is mijn seksuele beleving en gedrag aangetast door mijn seksueel misbruikt zijn. Maar het is ook mede bepaald door andere zaken, zoals mijn opvoeding en eerdere trauma’s. Het is een optelsom met een nogal verwarrende uitkomst.

Ik heb zelden zin om te vrijen

Hoe het vrijen bij mij meestal gaat: Ik heb er zelden zin in. Ik merk wel wanneer mijn hormonen opspelen, dan word ik ongedurig, onrustig. Ik kan dus wel voelen wanneer ik zin ‘zou moeten hebben’, maar het voelt eerder als onlust dan als lust.

Vrijen vanuit mijn hoofd

Mijn drang om te vrijen komt uit mijn hoofd. Het voelt als presteren, ik moet mijzelf er haast toe dwingen. Het liefst heb ik, dat mijn vrouw het initiatief neemt en dat ik volg. Door het voorspel word ik meestal wel opgewonden. Maar als er iets onverwachts gebeurt, verdwijnt mijn erectie onmiddellijk.

Bevriezen tijdens het vrijen

Als we gaan vrijen, komt er bijna altijd een moment dat ik letterlijk en figuurlijk verstijf. De lust ontglipt me. Ik probeer de lust wanhopig vast te houden, door fantasieën op te roepen of me heel sterk op mijn erectie te richten. Dat is het moment dat ik het contact met mijn vrouw helemaal verlies. Ik ben alleen maar met mijzelf bezig.

Schuld en schaamte tijdens het vrijen

Soms houd ik het langer vol en voel ik het orgasme naderen. Dan verkramp ik. Ik word bang en haak af. Dat vind ik heel akelig voor mijzelf en voor mijn vrouw. Ik voel me dan schuldig en slecht. Ik schaam me en voel het als een persoonlijk falen. Dat bevordert mijn zelfvertrouwen op dit gebied natuurlijk niet.

Ik houd mezelf voor de gek als het om vrijen gaat

Zo modderen we tientallen jaren door. Al mijn afweersystemen trek ik hierbij uit de kast: hopen, mijn best doen, ontkennen, bagatelliseren, rationaliseren, beloven. Het komt er op neer dat ik mijn vrouw en mijzelf voor de gek houd. Het ontwricht onze relatie steeds meer.

Het genot van de uitzonderingen

Er zijn zeldzame uitzonderingen. Soms gaat het helemaal vanzelf en kan ik me wél laten gaan, zoals in periodes dat ik verliefd ben of heel ontspannen. Als ik mijzelf bevredig ben ik ook minder verkrampt, al gaat het zeker niet vanzelf.

De schop die ik nodig heb

Het is 2009.
Mijn vrouw heeft genoeg van het geploeter met mijn seksualiteit en ze zegt: ‘ik begrijp er niks van: je hebt tederheid, alles functioneert, je houdt van me maar je wilt bijna nooit met me vrijen.’ Ze zegt ook: ‘Je doet mij daarmee te kort en daar lijd ik onder.’
Het raakt me diep. Ik weet één ding zeker: ik wil haar niet verliezen, dus ga ik op zoek. Ik wil weten wat mij in de weg zit.

Zoektocht naar seksualiteit

Na wat omwegen ga ik naar een tantra-therapeute. Het klikt. Toch zijn mijn weerstanden enorm. Het is een uur rijden naar haar toe. Op iedere heenrit doe ik het letterlijk bijna in mijn broek van angst en moet ik als een haas een café opzoeken. Tijdens de sessies heb ik het steenkoud en ben zo gespannen als een veer. Ondanks de spanning voel ik op een gegeven moment wel lust in mijn onderbuik, op een manier die ik niet ken. Het is prettig. Toch blijf ik verlamd en krijg ik geen erectie. De therapeute spreekt het vermoeden uit dat ik seksueel misbruikt ben. Ze kan mij daar niet mee verder helpen.

Nu wil ik het weten!

Ik ga naar een psychotherapeut die veel ervaring heeft met mensen die seksueel misbruikt zijn. Hij neemt mij een uitvoerige seksuele anamnese af en concludeert dat mijn vrouwelijke seksualiteit (tederheid, ontvangen, gevoeligheid voor omstandigheden) wel is ontwikkeld, maar mijn mannelijke seksualiteit (initiatief, gerichtheid op bevrediging) nauwelijks. Hij betwijfelt of dit terug te voeren is op seksueel misbruik. We gaan in eerste instantie met mijn andere trauma’s aan de slag. Hij is net zo verbaasd als ik, als de beelden van het misbruik toch in de therapie te voorschijn komen.

Onbekommerd vrijen

Hij verzekert mij, dat mijn seksuele blokkade nu weg is en dat ik alles in huis heb, om samen met mijn vrouw een prima seksleven te hebben. Het duurt een paar maanden, maar dan gebeurt het inderdaad. Vol verbazing merk ik, dat ik zin krijg, initiatief neem, ontspannen blijf, het contact met mijn vrouw moeiteloos behoud, niet verkramp bij het klaarkomen. Kortom: we hebben onbekommerde seks.

Terugval: Ik geef de hoop op

Dit duurt een paar weken en dan verdwijnt het weer, zo maar. Af en toe komt het nog terug, maar hoogstens voor een of twee dagen. Ik weet het niet meer. Ik heb geen zin in nog meer therapie. Ik geef de hoop op een normaal seksleven op.

Het monster onder ogen zien

Een maand geleden heb ik ineens weer veel zin om te vrijen, maar al snel raak ik mijn lust en erectie kwijt. Deze keer ben ik heel erg teleurgesteld. Mijn vrouw vraagt wat er is. Ik heb geen flauw idee: ik voel alleen maar diepe frustratie en leegte. Zij vraagt door. Ik probeer me open te stellen.

‘Ik zeg ineens: “ik kijk mijn monster in zijn bek”. Het is een vaag zwart monster met een opengesperde muil met blikkerende tanden. Als ik beter kijk, ontdek ik, dat het helemaal geen monster is, maar vieze, zwarte kleverige pek, die overal aan mij plakt. Ik voel me besmeurd, ik voel dezelfde walging en misselijkheid als tijdens de EMDR-sessie. Ik kan de pek zien en voelen.

 

Heling door visualisatie

Dan besef ik: die pek is de smerige seksualiteit van de buurman, die nog steeds aan mij kleeft. Ik probeer de pek van mijn arm af te trekken. Dat kost veel moeite, maar het lukt wel. Ik visualiseer sindsdien regelmatig, dat ik plakken pek van mij afhaal. Ik weet, dat mijn lust onder die pek aanwezig is. Ik krijg weer vertrouwen. En er zijn ook kleine veranderingen. Ik zie het als een kwestie van ontdooien. En van lange adem.

Harry

Bevrijding van schuld – Gastblog Harry

Bevrijding van schuld

In de vorige blog vertelde ik, hoe ik de schuld op mij nam, voor het feit dat ik er was en hoe ik daardoor steeds meer van mijzelf vervreemdde.

In deze blog beschrijf ik, hoe ik me van die schuldenlast bevrijdde.

Vrijspraak

Ik ben niet schuldig aan mijn bestaan. Ik heb niet onvoorzichtig gevreeën. Ik kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor de problemen, waar mijn moeder door haar ongewenste zwangerschap in terecht kwam. En ik heb het seksueel misbruik beslist niet uitgelokt.

Ik ben slachtoffer

Ik ben geen dader of veroorzaker, maar slachtoffer. Dus ik hoef daar niet voor te boeten. Maar ik ben er wel door beschadigd en daar moet ik wel van helen.

Tot besef komen

Ik heb er een heel leven over gedaan, om tot deze eenvoudige, voor de hand liggende vaststellingen te komen. Hoe kan dat? Zelf zie ik het inmiddels zo: ik moest eerst tot mijzelf komen, om deze schuldillusie te ontmaskeren, om mijn eigen verhaal te ont-dekken. En dat was een lange weg; de weg terug uit het doolhof, waarin ik verdwaald was.

De illusie ontmaskeren

Dat ik ‘er niet mag zijn’ is de illusie waarin ik gevangen zit, vanaf het moment dat ik de schuld van mijn bestaan op mij neem. Het is een hardnekkige en ingewikkelde illusie: een veelkoppig monster.

De eerste barst

Ik ben achtentwintig als de eerste grote barst in die illusie zichtbaar wordt. Ik heb de droom van mijn moeder waargemaakt: ik heb een zeer goede baan, heb aanzien en een goed salaris, woon in een mooi huis en heb een voltooid gezin met een zoon om trots op te zijn. Alles zou goed moeten zijn, maar ik voel geen voldoening. In plaats daarvan voel ik leegte en diepe onvrede. Ik zoek hulp bij een psycholoog. Die zegt dat ik OK ben. Het is een pleister, waar ik een tijdje mee verder kan.

Echtscheiding

De tweede barst in de illusie is dat ik ga scheiden. Ik volg mijn gevoel dat we een verkeerde match hebben, omdat we het slechtste in elkaar naar boven halen. Hiermee haal ik de veroordeling van mijn moeder, mijn familie en die van mijn ex en mijn hele vriendenkring op mijn hals. Ik voel me heel slecht en schuldig, waardoor ik een weerloze speelbal word voor mijn wraaklustige ex, maar ik blijf trouw aan mijn gevoel en zet wel door.

Ik ga op zoek naar een betere moeder en een tijd lang vind ik allerlei lieve vriendinnen, die mij knuffelen en bevestigen. Dat drink ik gulzig op.

De ommekeer

Het keerpunt in mijn leven is de ontmoeting met mijn huidige vrouw. Zij belichaamt alles, wat ik als baby aan mijn moeder gemist heb: warmte, loyaliteit, vitaliteit, spontaniteit, zinnelijkheid. Zij ziet mij en wordt blij van mij. Maar zij confronteert mij ook. Zij noemt mij een moederskindje en dat steekt, want het is waar.

Een lange reis terug naar mezelf

Mijn lange reis door therapieland begint: bevestigende therapie, lichaamswerk, stemexpressie, terug naar mijn verleden. Dat levert geen echte doorbraak op, maar het maakt me gaandeweg wel steeds bewuster, dat ik er niet mag zijn en hoe mij dat remt.

Gevecht met mijn innerlijke moeder

Ik haal mijn moeder stapje voor stapje van haar voetstuk af. Het kost veel moed en moeite, maar ik leer stapje voor stapje, om boos op haar te worden. Mijn boosheid toelaten verzwakt mijn schuldgevoel: ik draai de rollen om en ga haar beschuldigen. Tijdens een van de therapieën komt er een helder beeld.

‘Mijn moeder is heel groot, een reuzin en ik ben een klein jongetje. Ik zit met een stevig elastiek aan haar vast en probeer van haar weg te rennen. Dat lukt een eindje, totdat het elastiek helemaal op spanning staat en mij onherroepelijk terugtrekt. Ik kan niet aan haar ontsnappen. Toch probeer ik het eindeloos. Dan krijg ik een inzicht: weglopen heeft geen zin, maar me omdraaien en naar haar toelopen wel. Ik raap mijn moed bij elkaar en loop naar haar toe. Met iedere stap zie ik haar kleiner worden en word ik zelf groter. Als ik bij haar ben steek ik boven haar uit en is mijn angst voor haar verdwenen.’

 

Acceptatie, maar geen vergeving

Later ga ik me verdiepen in de situatie rond mijn verwekking en geboorte en in de familiegeschiedenis van mijn moeder. Ik ga begrijpen, hoe zij zo geworden is en waarom zij zo gehandeld heeft. Dat stemt mij milder, ik kan accepteren, dat het zo gelopen is. Een kwestie van oorzaak en gevolg. Maar vergeving is (nog?) een brug te ver voor mij. Ik houd afstand. En ik blijf er moeite mee houden, hoe dit mijn leven bepaald heeft. Zij was geen goede moeder voor mij, ook al bedoelde ze het niet kwaad en treft ook haar geen schuld.

De remmende werking van schuldgevoel

Mijn schuldgevoel remt mij af. Dat wordt steeds onverteerbaarder voor mij. Ik leef onder de maat. Dit ervaar ik heel concreet, als mijn eerste kleindochter met veel problemen geboren wordt, nu twaalf jaar geleden. Ik ervaar, hoe krachtig ik me in die situatie voel en handel. Zo wil ik graag altijd zijn.

De formule verandert, mijn verlangen ontwaakt

Geleidelijk aan verandert mijn formule: “ik mag er niet zijn” wordt “mij is de toegang tot het leven ontzegd”. Daar zit al meer verontwaardiging en verzet in. En ook een verlangen, om wel te leven.

Ik blijf niet langer dralen op de rand van de kloof; ik spring. Ik wil mijn waarheid weten, hoe pijnlijk die ook is en wat de consequenties ook zijn.

Het gaat stromen

Nu vind ik wel de juiste mensen, de juiste hulp. Ik ga drie jaar naar een haptonomie-therapeute. Zij leert mij voelen en op mijn gevoel vertrouwen. Het belangrijkste: zij bevestigt mij in mijn Zijn. Mijn formule wordt: “Ik mag er zijn”. (later kwam daar nog een aanvulling op: “dus ik hoef niet meer te boeten”.)

Ik voel me niet meer schuldig

De angel is daardoor uit mijn lijden, ik voel me niet meer schuldig. Mijn leven wordt hierdoor een heel stuk lichter. Ik ga dansen: biodanza. Mijn lichaam geeft zich over aan de muziek en daar geniet ik enorm van. Ik leer om me te laten gaan in de dans: alleen en samen.

Ik vind een goede EMDR-therapeut, die mij inzicht geeft. Hij breekt mijn verdediging open en bemoedigt me. Met hem verwerk ik mijn trauma’s van rond mijn geboorte. Bij hem komt ook voor het eerst het seksueel misbruik te voorschijn.

Ik stop met werken en kies voor mezelf

Ik besluit, om vervroegd te stoppen met werken. Dat geeft mij veel vrijheid. Mijn eerste huwelijk en mijn stoppen met werken staan voor mij symbool voor kiezen voor mijzelf en breken met de verstikkende patronen, die het gevolg zijn van mijn schuldige zijn.

Mijn helingsproces gaat door: Ik bevrijd mezelf

Ik doe de opleiding haptonomie, waarin ik vele herbelevingen heb. Ik krijg talloze handvatten voor wat normaal affectief contact is. Ik bouw het vertrouwen op dat ik het zelf kan, dat mijn helingsproces wel doorgaat. Ik volg een droomcursus en krijg tijdens de cursus de ene helingsdroom na de andere, die mij bevestigen dat ik nu vrij ben.
Stap voor stap verwerk ik het seksueel misbruik: dat beschrijf ik apart in mijn volgende blog.

De eindformule?

Mijn formule nu is: “ik ben er”. Dat heeft een mooie dubbele betekenis. Langzaam groeit er een zinnetje achteraan: “en daar ben ik blij mee”. En ik kan steeds beter voelen, dat mijn dierbaren ook blij met mij zijn.

Harry

De last van schuld – Gastblog Harry

Afgewezen als baby

Ik heb heel weinig herinneringen aan mijn jeugd. Tijdens de therapie komen er aanvankelijk alleen maar beelden en korte filmpjes.

Flashback:

‘Ik ben 9 maanden en kruip onbevangen rond over de grond. Aan de andere kant van de kamer zitten 3 volwassenen naast elkaar: mijn moeder en mijn oma en opa. Ik kruip naar hen toe en klim langs de knieën van mijn moeder omhoog. Als ik sta, maaien ze me gedrieën neer met één synchrone beweging van hun rechterarm.’

Verbouwereerd en verbijsterd val ik op de grond.

Mijn moeder’s versie

Volgens mijn moeder lig ik als baby meestal passief op mijn buik in de wieg en box. Er is moeilijk contact met mij te krijgen, ik wil niet aangeraakt worden. Ik komt pas een beetje tot leven, als het tweede kind geboren wordt. Als peuter en kleuter ben ik vaak ziek. Daarna word ik een heel gemakkelijk kind: nooit problemen, nooit lastig.

Mijn ervaring van binnenuit

Mijn verhaal van binnenuit is heel anders dan mijn moeders versie. Het is een verhaal van schuld. Als baby voel ik, dag in, dag uit, dat mijn moeder mij afwijst. Dat voel ik aan hoe ze naar me kijkt, hoe ze me vastpakt. Ik ben verbijsterd, verlamd. Ik voel me en ben volstrekt machteloos en hulpeloos. Ik word aan mijn lot overgelaten. Ik kan niks doen, het alleen maar ondergaan. Ik capituleer: dat is onvermijdelijk. Ik geef de hoop dat het nog goed komt op. Ik ben aan het overleven.

Ik verklaar mijzelf schuldig

Als mijn broer geboren wordt, voel ik dat mijn moeder daar wél blij mee is: ze lacht naar hem en knuffelt met hem. Mijn opa en oma komen ineens weer op bezoek. Het moet dus wel aan mij liggen. Ik ben schuldig, ik heb mijn moeder ongelukkig gemaakt. Het is mijn schuld en ik moet boeten. Ik mag haar niet tot last zijn. Als ik heel erg mijn best doe, kan ik er voor zorgen dat zij trots op mij is, dat zij blij met mij wordt. Ik onderwerp me aan haar, als een slaaf.

Wat de schuld met me doet

De schuld maakt me week, weerloos, machteloos: ik lever me uit aan mijn moeder en maak mijzelf klein, een willoze speelbal. Mijn onderwerping is totaal. Al schrijvende realiseer ik me helder en cynisch: zo word ik een hapklaar brokje voor de eerste de beste pedofiele buurman.

Flashback:

‘Ik speel in de speeltuin en mijn moeder staat aan de kant. Ik speel wel, maar ik ben met mijn aandacht volledig bij mijn moeder: heeft ze nog aandacht voor me? Ik let voortdurend op haar ogen. Het voelt doodeng, om haar aandacht te verliezen. Een kwestie van leven en dood.’

Hoe voelt schuld

Me schuldig voelen dat ik besta is de rode draad in mijn leven. Mijn formule is: “Ik mag er niet zijn“. Daar zit schuld en berusting in. Ik voel me slecht, eenzaam en wanhopig als een kansloze drenkeling. Met de moed der wanhoop probeer ik het mijn moeder naar de zin te maken, maar dat is bij voorbaat tot mislukken gedoemd. De veroordeling van mijn bestaan, mijn ‘Zijn’ zit allang in mijzelf.

Het seksueel misbruik is de genadeslag

Op mijn zevende word ik seksueel misbruikt en dat is de genadeslag. Ik kruip helemaal in mijn schulp en ik word nu pas echt eenzaam. Ik kan mijn moeder toch niet lastig vallen met deze akelige ervaring? Ik vervreemd nog verder van het gezin en van mijzelf. Het wordt een tweede natuur om onmiddellijk te verdwijnen als ik me onveilig voel. Dat verdwijnen kan vele vormen aannemen. Letterlijk verdwijnen naar mijn kamer, gaan zwerven, niet lastig zijn, goed presteren, liegen, ontkennen, ontwapenende grapjes. Het meest effectief is mijzelf uitzetten. Ik draai gewoon de knop om.

De gevolgen

Als puber zit ik emotioneel volledig op slot en ben ik heel afwerend. Daardoor kom ik arrogant en afstandelijk over. Al snel komen de lichamelijke klachten, depressieve gevoelens, overspannenheid. Ik kan het leven niet aan. Ik ben altijd moe, slaap slecht, ik ben overgevoelig voor geluiden, voor verstoringen, bij de geringste tegenslag ben ik volledig van de kaart. Ik sleep de enorme schuld van mijn bestaan met mij mee.

Dromen voorspellen mijn helingsproces

Maandenlang, misschien wel jarenlang, droom ik dat ik met een zware rugzak in mijn eentje een berg op loop. In de loop van de maanden wordt het landschap steeds kaler en onherbergzamer. En vooral ook kouder. Een desolaat landschap. En ik loop maar door, zonder gedachten, zonder gevoel. Alleen maar wilskracht.

Rond mijn veertigste, ruim voordat ik met mijn helingsproces aan de slag ga, verandert de droom: ik stuit op een diepe kloof. De bodem kan ik niet zien: de kloof is gevuld met wolken. Ik sta aan de rand en kijk er overheen. Wekenlang droom ik dat ik aarzel aan die rand. Durf ik te springen?

Een sprong in het diepe

Uiteindelijk spring ik. Tot mijn verbazing val ik niet te pletter. Ik val zelfs helemaal niet, maar blijf zweven, alsof ik zelf een wolkje ben. Ik voel me licht en vrij, en dat voelt heerlijk. Even later dwarrel ik als een blaadje naar beneden en ook dat voelt heerlijk. Ik land zachtjes op de bodem van de kloof. Daar zie ik het begin van een lange glijbaan. Ik aarzel niet en laat me naar beneden glijden. Eerst verschijnen de bomen, de weiden, dan de koeien en dan de mensen. Ik zie een bewoonbare vriendelijke wereld. Ik stap van de glijbaan af, het leven in. Mijn leven.

Harry

Gastblogger Harry: Het verhaal van mijn seksueel misbruik

Het verhaal van mijn sexueel misbruik

Een reconstructie.

Triggerwaarschuwing: bevat details van het seksueel misbruik.

Herinneringen

Aan mijn jeugd had ik tot voor kort bijzonder weinig herinneringen. Flarden, die zich allemaal ver van ons huis afspeelden: bij school, de kerk, in de polder, mijn zwerftochten. Hoe ik zelf in die tijd was, hoe ik me voelde; ik had er geen flauw idee van.

Een vreemde uitzondering

Er was echter één uitzondering, één heldere herinnering. Het is zomer en ik lig klaarwakker in bed. Ik wacht tot het donker is. Dan sta ik op en klim bloot het raam uit. Over de plank boven de markies schuifel ik naar het muurtje tussen ons huis en dat van de buren en klim naar beneden. Ik loop naar de straat en voel me opgewonden: het is heel spannend. De wind voelt tintelend fris op mijn huid. Ik loop door de hele wijk heen. Bij iedere hoek is het spannend of er mensen aankomen. Soms gebeurt dat en dan duik ik weg in een tuin, achter de struiken.

Dat doe ik een hele zomer lang. Ik word niet betrapt. Het is geen onprettige, maar wel een vreemde herinnering. Een herinnering, die ik nooit kon plaatsen.

De deksel gaat er af

Pas zevenenvijftig jaar later komen de beelden van het misbruik zelf: de dader, de plaats, wat er gebeurde, mijn gevoelens op dat moment. Dat gebeurt volkomen onverwachts tijdens een EMDR-sessie. Deze zou gaan over een aanval door een agressieve hond, toen ik kleuter was. De beelden van het misbruik komen er dwars doorheen.

De geest is uit de fles

Door het verschijnen van de beelden is de geest uit de fles. In de maanden en jaren daarna komen brokstukken herinneringen en gevoelens uit die tijd naar boven in een steeds sneller tempo. Heel langzaam wordt het een samenhangend verhaal. Nog niet alle gaten zijn gevuld, maar er is genoeg om het verhaal te reconstrueren, geschreven vanuit mijn eigen beleving.

Een onschuldig begin

Ik ben zeven, ik kom thuis en zet mijn fiets in het schuurtje. Opa S., de buurman, staat in zijn tuin en vraagt me of ik een snoepje wil. Dat is niet iets bijzonders. Ieder kind uit de buurt weet dat je bij hem snoepjes krijgt. Hij vraagt me om binnen te komen. Ik loop met hem de keuken binnen en hij geeft me een snoepje.

Onraad

Dan doet hij de gordijnen dicht. Ik word vaag ongerust. Wat gebeurt er? Waar is zijn vrouw? Ik wacht af, onzeker, angstig. Hij praat op me in, probeert me gerust te stellen, maar dat lukt niet. Ik wil weg, maar hij staat groot voor de deur. Ontsnappen is niet mogelijk. Schreeuwen kan ik niet.

Seksueel misbruik

Hij laat zijn broek zakken. Ik zie zijn grote stijve piemel. Ik ben verlamd van angst. Volslagen in paniek. Zijn stem wordt dwingender, haast bevelend. Hij brengt mijn hoofd naar zijn piemel en zegt dat ik hem in mijn mond moet nemen. En dat ik moet zuigen. Ik gehoorzaam als een robot, mechanisch. Ik voel me misselijk worden. Mijn mond is zo klein en zijn piemel is zo groot. Ik stik er haast in.

Ik wil alleen maar weg. Zijn grote handen houden mijn hoofd vast als een bankschroef. Het gaat maar door, eindeloos. Dan voel ik een warme stroom in mijn keel. Nu moet ik echt kokhalzen. Hij laat mij los. Ik zie een mogelijkheid om te ontsnappen.

Vlucht

Ik denk maar één ding en dat is vluchten; ik ren de keukendeur uit en het hekje over naar onze tuin. Hij schreeuwt me na dat hij me zal vermoorden als ik tegen iemand vertel wat er gebeurd is. Als ik in onze tuin sta, kom ik een heel klein beetje bij zinnen. Ik zie de achterkant van ons huis. Het lijkt wel alsof die in dik plastic verpakt is: potdicht. Het is duidelijk dat ik daar niet naar toe wil.

Een mengeling van gevoelens

Ik voel paniek, ik voel me smerig, ik ben misselijk, ik voel me verschrikkelijk alleen. Waar moet ik heen? Ik weet het niet. Uiteindelijk draai ik me om en loop de tuin uit, dwaal rond door de buurt. Ik zie niets en hoor niets en denk alleen maar: lopen, lopen, lopen.

Toch naar huis

Als ik honger krijg, ga ik toch maar naar huis. Ik zeg niets en probeer me normaal te gedragen. Ik mag niets laten blijken. Ik weet zeker dat de buurman mij zal vermoorden als ik vertel wat er gebeurd is. Maar van binnen ben ik kapot. Een en al ontzetting, radeloos. Mijn ogen zijn opengesperd en mijn kaken zijn stijf op elkaar. Ik voel me vies, besmeurd. Zodra het eten op is, vlucht ik naar boven.

Het eerste jaar na het misbruik

Ik weken en maanden daarna doe ik krampachtig alsof er niets aan de hand is. Toch verandert er van alles. Mijn lichaam komt onder de zweren te zitten. ’s Nachts loop ik bloot over straat. Thuis houd ik het niet uit. Steeds ben ik als eerste op school en ik kom vlak voor het avondeten pas thuis. Ik zwerf doelloos door de straten en maak steeds langere wandelingen en fietstochten. Ik word stug en onbereikbaar.

Ik gedraag me vreemd en mijn oudste broer en zus pesten me daarmee. Als ik thuis ben doe ik het liefst urenlange knikkerspelletjes in mijn eentje. Ik ben waakzaam en probeer niet op te vallen. Dat lukt langzamerhand steeds beter. Maar van binnen ben ik kapot.

Terugkijkend op dat kind

Als ik me als volwassene in die kleine jongen verplaats, voel ik ontreddering, wanhoop en diepe eenzaamheid. Ik heb echt te doen met het kind dat ik toen was.

Harry