Alsof ik er eigenlijk niet ben
Ik staar voor me uit. Mijn ogen rusten op een punt in de verte, maar ik zie niets. Het landschap raast ongemerkt aan me voorbij, alsof het er eigenlijk niet is. Bomen komen dichterbij en zijn nog sneller weer verdwenen. Ik zit in de trein, met mijn armen krampachtig om mijn tas geslagen. Ik weet dat ik er ben, maar niemand lijkt me op te merken en mijn omgeving beweegt zich voort als een droom. Alsof ik er eigenlijk niet ben.
De pleisters worden voorzichtig verwijderd
De afgelopen maanden heb ik mijn trauma’s zorgvuldig bedekt en gedaan alsof ze er niet waren. Verscholen onder pleisters etterden de wonden wel door, maar ik onttrok ze aan het zicht. Vandaag heeft er iemand voorzichtig aan de pleisters getrokken en dat doet pijn. Een pijn die zich van binnenuit langzaam weer naar de oppervlakte begeeft. Wat er schijnbaar niet was, is nu opeens weer zichtbaar.
Ik wil verdwijnen
Dagen gaan voorbij en razen langs me heen als de bomen die ik vanuit de trein zag. Wazig, alsof ze er eigenlijk niet zijn. Ze lijken een eeuwigheid geleden, maar tegelijkertijd zijn ze pas net voorbij. Ze zitten vers in mijn geheugen, maar voelen onbereikbaar. Ondertussen beweegt de pijn zich door mijn lichaam. Het knijpt mijn keel dicht, slokt mijn eetlust op en zorgt ervoor dat ik wil verdwijnen.
Twijfels
Met de pijn komen ook de twijfels weer omhoog. De angst dat mijn trauma’s eigenlijk geen trauma’s zijn en er iets mis is met mij, niet met wat ik heb meegemaakt. De trauma’s kan ik bedekken en de pijn kan ik ontkennen, maar de twijfels doen nooit alsof ze er niet zijn. Ergens wil ik niets liever dan de trauma’s weer onderdrukken, maar uit het zicht vormen ze het grootste gevaar. Want je kunt wel doen alsof het er niet is … maar het is er.